Breekijzer voor de heer en mevrouw T. en coördinerend wijkverpleegkundige

(dossier 2015.1534, publicatie rapport 12 februari 2016)

De heer T. is 83 jaar en ernstig hulpbehoevend. Hij wordt hoofdzakelijk verzorgd door zijn 77-jarige echtgenote. Vanwege de overbelasting van mevrouw T. is in oktober 2014 huishoudelijke ondersteuning voor de duur van zes maanden toegekend. Omdat de medische toestand van mijnheer niet verbetert en de overbelasting van mevrouw voortduurt, vragen zij op 16 februari 2015 om een verlenging van de huishoudelijke ondersteuning. Als op 12 april 2015 de indicatie voor huishoudelijke ondersteuning eindigt, is er nog steeds geen Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning)-adviseur langs geweest. Dat gebeurt pas op 15 april 2015. Op 17 juni 2015 wijst de gemeente vervolgens het verzoek om herindicatie af. Volgens de gemeente is er geen medische onderbouwing voorhanden waaruit blijkt dat mevrouw nog steeds overbelast is. De gemeente gaat daarmee voorbij aan de inhoud van een verklaring van de huisarts van 8 juni 2015 die op dat moment al in het bezit van de gemeente is. Omdat de situatie inmiddels onhoudbaar is geworden, dient de coördinerend verpleegkundige van het echtpaar medio augustus 2015 een klacht bij de ombudsman in. Die stelt daarop een onderzoek naar de klacht in.

Rapport
In zijn rapport van 12 februari 2016 oordeelt de ombudsman alle klachten gegrond. De verklaring van de huisarts was al enige tijd voor het besluit van 17 juni 2015 in het bezit van de gemeente en bevatte relevante informatie. Door die verklaring niet bij de totstandkoming van het besluit te betrekken handelt de gemeente in strijd met het behoorlijkheidsvereiste Goede voorbereiding. Ook werd de beslistermijn overschreden zodat de gemeente in strijd met het behoorlijkheidsvereiste Voortvarendheid heeft gehandeld. Door terugbelverzoeken niet op te volgen heeft de gemeente in strijd met het behoorlijkheidsvereiste Goede organisatie gehandeld. Door de toezegging van de Wmo-adviseur van 28 juli 2015 “dat zij een snelle terugkoppeling zou doen” niet na te komen, heeft de gemeente tenslotte in strijd met het behoorlijkheidsvereiste Betrouwbaarheid gehandeld.
De ombudsman vindt het zorgwekkend dat in een relatief eenvoudige en overzichtelijke situatie als die van de heer en mevrouw T. dit soort problemen konden ontstaan. Voor de ombudsman is het verontrustend dat zelfs professionals als een coördinerend wijkverpleegkundige er niet in slagen door de bureaucratie heen te komen. In dit geval had de coördinerend verpleegkundige de ombudsman nodig als breekijzer. Nadat de ombudsman bij de gemeente aan de bel heeft getrokken heeft het nog 2 weken geduurd voor er feitelijk hulp werd verleend. De ombudsman snapt niet dat dit in dergelijke schrijnende situaties niet sneller kan en vraagt zich af wat de slagkracht van de gemeente is.
Daarnaast vindt de ombudsman dat er meer waarde gehecht mag worden aan de mening van de professionals zelf. Als een professional bij de gemeente aangeeft dat er sprake is van nood, dan vindt de ombudsman dat de gemeente zich daardoor sneller moet laten bijsturen. De ombudsman vraagt zich af of het in zo’n geval nodig is om dezelfde administratieve stappen in het proces te nemen, als bij aanvragen waarbij professionals niet zo’n signaal afgeven.

Omdat de heer en mevrouw T. per 14 september 2015 ondersteuning in de vorm van huishoudelijke hulp ontvangen, ziet de ombudsman in het voorgaande geen aanleiding om aan zijn oordeel een aanbeveling te verbinden.

De gemeente heeft in een reactie laten weten dat zij zich kan vinden in het oordeel van de ombudsman. Zij kondigt aan dat zij de aandachtspunten meeneemt om de dienstverlening verder te verbeteren.